Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [58]Daarom heeft God hen ook [59]overgegeven [60]in de begeerlijkheden hunner harten tot onreinigheid, om hun lichamen [61]onder elkander te onteren; 58. Namelijk om deze afgoderij en de ontering, die zij God daarmede aandeden. Zie Ps.106:20; Jes.40:17,18. 59. Dat is, die hun kwade begeerten niet ingetoomd, maar hun gang hebben laten gaan, Ps.81:13; Hand.14:16, en zich door Zijn rechtvaardig oordeel van Zijne gaven, die zij verachtten en misbruikten, meer en meer ontbloten, Matth.25:28, en hen verlatende den Satan overgegeven, die hen tot alle boosheid verzoekt en verleidt; 1 Sam.16:15; Matth.6:13. 60. In vs.26 wordt hetzelfde gezegd, tot oneerlijke bewegingen; niet dat God zulke oneerlijke begeerlijkheden of bewegingen werkt, want die zijn uit God niet; Jak.1:13; 1 Joh.2:16; zie hiervan breder de voorgaande 59 aantekeningen. 61. Of, in zichzelven.